Je ziet het allemaal voor je. Het eindeloze gebel aan de pastoriedeur van wanhopige parochianen die geen eten meer hebben. Radeloze moeders, mokkende vaders, krijsende baby’s. De volle huiskamers waar met alles wat los en vast zit wordt geprobeerd om het warm te stoken, waar kinderen zonder ondergoed spelen in de ondraaglijke stank van opgewarmd gaarkeukenvoedsel.
In november 1944 begint de Utrechtse kapelaan Theo Egberts, gewapend met typemachine en een beperkte hoeveelheid papier, met het vastleggen van de gebeurtenissen in zijn parochie. Hij doet dat met een verbijsterend krachtige beeldtaal.
Theo Egberts en zijn pastoor en twee mede-kapelaans kunnen de ellende niet meer aanzien. Dankzij hun onvermoeibare inspanningen slagen ze erin ruim driehonderd kinderen in Twente ondergebracht te krijgen. Daar is nog wel eten voor de kinderen “met een ribbenkast waar je dwars doorheen kan kijken”. Dankzij de vrijgevigheid van de Twentenaren gaan er tijdens hun strooptochten naar eten tonnen voedsel naar Utrecht. Christa van Hees verrijkte het dagboek met een aantal extra verhalen én een portret van de markante geestelijke die het schreef.
Kapelaan in oorlogstijd| Dagboek van Theo Egberts is tot stand gekomen door de pro deo-inzet van de schrijfster en vormgever Nico Dielen, met steun van het Prins Bernard Cultuurfond Overijssel, Stichting Twentsche Courant, Ridderschap van Utrecht, Ridderschap van Overijssel en Stichting mr. Paul de Gruyter.